Glossarium Computer Science & Software Engineering

Algemeen

Backoffice
Deel van een webapplicatie dat enkel voor een beheerder (Eng.: administrator) toegankelijk is.
Backend (Eng.: the back end, back-end development)
Deel van een applicatie dat zich bezighoudt met businesslogic en persistentie (databases)
Antoniem1 van frontend, hyponiem2 van serverside.
Businesslogic (Eng.: business logic)
Businesslogic is de code die doet waarvoor de applicatie in de eerste plaats bedoeld is. Bv.: boekhouding, facturatie, stockbeheer en/of communicatie.
Clientside (the client side, client-side development)
Code die door de client (bv. browser of mobile app) verwerkt wordt. HTML, CSS en JavaScript zijn de typische talen voor clientside.
Antoniem1 van serverside, hyponiem2 van frontend.
Compilen
Omvormen van een programmeertaal naar een andere programmeertaal van hetzelfde of lager abstractieniveau.
Zie ook transpilen
Frontend (Eng.: the front end, front-end development)
Deel van een applicatie dat zich bezighoudt met visualisatie en gebruikersinteractie. Het zwaartepunt ligt bij clientside, maar ook bv. serverside templating kan hierbij horen.
Antoniem1 van backend, hyperoniem2 van clientside.
Frontoffice
Deel van een applicatie waar bezoekers en gebruikers komen.
Antoniem van backoffice.
Persistentie (Eng.: persistence)
De persistentielaag laat gegevens persisteren (=blijven bestaan), ook als de computer uitgezet wordt. Doorgaans gebeurt dit met een databasemanagementsysteem.
Serverside (Eng.: the server side, server-side development)
Code die door de server verwerkt wordt.
Antoniem1 van clientside, hyperoniem2 van backend.
Transpilen
Omvormen van een programmeertaal naar een andere programmeertaal van hetzelfde abstractieniveau. Dit is een specifieke vorm van compilen.
Zie ook compilen

Functioneel Programmeren (Eng.: functional programming)

Parameter
Naam van de variable voor een argument.
Argument
Concrete waarde of referentie voor een parameter.

Objectgeoriënteerd Programmeren (Eng.: object-oriented programming)

Object
Eenheid binnen een programma dat een bepaalde toestand (Eng.: state) en gedrag (Eng.: behaviour) heeft.
Klasse (Eng.: class)
Een klasse van objecten vormt een sjabloon voor een object.
Instantie (Eng.: instance)
Een op een klasse gebaseerde concrete implementatie van een object.
Instantiëren (Eng.: to instantiate)
Een concrete implementatie van een klasse maken.
  1. Antoniemen: frontend ↔ backend, clientside ↔ serverside.  2 3 4

  2. Hyponiem ≤ hyperoniem: clientside ≤ frontend, backend ≤ serverside.  2 3 4